Reactie SGP op rapport Berenschot

21 mei 2016

In de raadsvergadering van 21 mei jl. werd het rapport Berenschot over vermeende misstanden behandeld. SGP-er Herweijer sprak namens de fractie onderstaande woorden:

‘Voorzitter,
Als gezegd wordt dat er rook te zien is, is het heel verstandig om te onderzoeken of er ook vuur is. In het openbaar bestuur moet het er – om het maar heel algemeen te zeggen – eerlijk aan toegaan. Alleen al, omdat het openbaar bestuur anders haar legitimiteit verliest. Als er aanhoudende signalen zijn dat deze norm door bestuurders of ambtenaren van onze gemeente wordt geschonden – en er dus rook is – is het goed om te bezien of deze schending er echt – oftewel om te onderzoeken of er vuur is. Daarom is het goed dat dit rapport is opgesteld.
Ik hoop echter vurig dat niemand plezier zal beleven aan het bespreken van dit rapport. Het rapport gaat namelijk voor een belangrijk deel over het handelen van mensen – zelfs van reeds overleden mensen – en over de vraag of dat handelen ‘fout’ was. Het is altijd goed om, voordat je iets over anderen zegt, zelf in de spiegel te kijken. Bijvoorbeeld in de spiegel die de apostel Paulus in Romeinen 3 voorhoudt. Om dan met hem te concluderen: ‘Zijn wij uitnemender? Ganselijk niet.’ Dat ontneemt alle plezier aan het spreken over fouten van anderen.

Dat neemt niet weg dat het, zoals ik al zei, goed is dat dit onderzoek is gedaan. Voor zover wij dat kunnen beoordelen, is het onderzoek zorgvuldig verricht. Er is dus alle aanleiding om de uitkomsten van het onderzoek uiterst serieus te nemen.
Bij het lezen van het rapport is het wel belangrijk dat wij voor ogen houden wat het doel is van het onderzoek. Het doel is uitdrukkelijk niet het onderzoeken van alle mogelijke misstanden in de voormalige gemeente Oostflakkee in de afgelopen decennia. Nee, het doel is onderzoek te doen naar vermeende misstanden in de voormalige gemeente Oostflakkee die hun doorwerking zouden hebben in de huidige gemeente. Op dat laatste – de doorwerking in de huidige gemeente – ligt dus de nadruk.
In het rapport wordt ’ten zeerste geadviseerd om een punt achter het verleden te zetten’. Onder dat advies zouden wij als fractie graag een streep willen zetten. Het onderzoek en het daaruit voortgevloeide rapport zijn een ultieme poging om duidelijk te krijgen of er ook ‘vuur’ is. Voor het overgrote deel is dat volgens de conclusies van het rapport niet het geval. Daarom is onze fractie van mening dat wij als gemeenteraad, maar ook alle andere betrokkenen binnen deze gemeente, niet steeds wéér moeten beginnen over doorwerking van misstanden uit het verleden in de huidige gemeente. We moeten echt een punt zetten. En dat betekent helemaal niet dat we nu niets moeten doen. Het rapport doet daarover ook een aantal aanbevelingen, die wat onze fractie betreft moeten worden overgenomen:
* we moeten duidelijk zijn over hoe we binnen het gemeentebestuur met elkaar om gaan én hoe we als gemeentebestuur met burgers omgaan;
* we moeten elkaar aan durven spreken op houding en gedrag;
* we moeten ons bij al ons handelen ten volle bewust zijn van het grote belang van integriteit én hierover ook met elkaar spreken.

Ook voor het overige steunt onze fractie het voorstel van de begeleidingscommissie om in te stemmen met de aanbevelingen uit het rapport. Op één punt na: we zijn vooralsnog van oordeel dat het niet opportuun is om alsnog aangifte te doen van diefstal van informatie. Het strookt niet met het uitgangspunt om een punt te zetten achter het verleden; met het doen van aangifte zou een gebeurtenis uit het verleden immers weer worden opgerakeld.
Het is de verantwoordelijkheid van zowel de raad als het college om ervoor te zorgen dat de aanbevelingen in de praktijk gestalte krijgen. Wel willen wij daarbij opmerken dat voor een groot deel van de aanbevelingen geldt dat het college de meeste middelen en mogelijkheden heeft om de concrete, praktische uitwerking ter hand te nemen. We denken dan bijvoorbeeld aan de aanbeveling om een handvest bestuurlijke en ambtelijke samenwerking te maken. Het ligt ons inziens voor de hand dat het college daartoe een aanzet doet. Maar we denken ook aan de aanbevelingen die zien op de ambtelijke organisatie: documenten en gebeurtenissen op waarde schatten, ervoor zorgen dat burgers zich gehoord voelen, communicatieve vaardigheden van ambtenaren verbeteren, de routing van documenten optimaliseren, adequaat handelen als er toch nog weer gelekt wordt, enz. Dat zijn allemaal zaken waar de raad weinig zicht op heeft en ten aanzien waarvan de raad vooral ook weinig bevoegdheden heeft.

We horen graag of het college zich ook achter de aanbevelingen schaart én of het college al ideeën heeft over de mogelijkheden voor de uitwerking van de aanbevelingen.
Maar nogmaals: er ligt een taak voor ons allemaal. We moeten allemaal te allen tijde gericht zijn op en bezig zijn met eerlijk en integer bestuur’.